Het lokale is ons thema niet
Distance Extended in Herbert Foundation
Marc Ruyters in H ART nr. 198
PRAKTISCHE INFO
Distance Extended / 1979 – 1997. Works and Documents from Herbert Foundation. Part I tot 7 juni 2020 in Herbert Foundation, Coupure Links 627A Gent. www.herbertfoundation.org
De befaamde kunstcollectie van Anton en Annick Herbert verandert van ‘eigenaar’: de kunstwerken komen in het beheer van Herbert Foundation. In het gebouw van de stichting, aan de Coupure Links in Gent, loopt nu ook de tentoonstelling Distance Extended, waarin werken getoond worden, afkomstig uit de tweede verzamelperiode van de Herberts. Een gesprek met hen en met Laura Hanssens, curator van de tentoonstelling.
Anton Herbert: “De werken uit onze collectie zijn al een tijdje niet meer van ons, maar van Herbert Foundation. Annick en ik zorgden en zorgen voor een mooie overgang. Dat is niet vanzelfsprekend. Het vraagt grote inspanningen, maar we zijn bijna rond met al onze dossiers. In elk geval: de volledige verzameling is nu in handen van Herbert Foundation, samen met het hele archief. Dat vrijwaart ons levenswerk. We regelen nu de administratie en de financiële kant.”
“Wij zijn er nog altijd niet van overtuigd dat er in België een mogelijkheid is om een collectie zomaar te laten opnemen in een of andere museumstructuur, maar ook niet dat we onze collectie te gelde zouden moeten maken. De collectie en het archief krijgen met de Foundation dus een publieke functie. Ze zijn klaar voor een jong publiek, dat we nu al ontdekken, vooral dan via de universiteit hier in Gent. De studenten komen hier ongemeen talrijk naartoe. Wij hebben twee bronnen van publiek: zij die aan de universiteit en hogescholen studeren in de sector van de kunsten, mensen tussen 20 en 25, enorm goed gesteund door professoren als Steven Jacobs, Wouter Davidts en Bart Verschaffel. Het is een kring van jonge mensen die met weinig middelen goede ideeën naar voren brengen, waar veel kan uitkomen. Daarnaast hebben we contact met het S.M.A.K., wat zich gekristalliseerd heeft in de aankoop door het museum van het publieke deel van het werk van Daniel Buren.”
Daar zit een spitant verhaal achter. In 1986 kwam het tijdens Chambres d’Amis tot een breuk tussen de Herberts en toenmalig directeur Jan Hoet: Daniel Buren had een dubbelwerk gemaakt, Le Décor et son double, met een pendant in het huis van de Herberts, en een spiegelwerk voor het museum voor hedendaagse kunst. De Herberts weigerden, in samenspraak met Buren, hun huis open te stellen voor publieke bezoekers, zoals andere huizen in Gent dat toen wel deden, en daar was Jan Hoet woedend om. Na Chambres d’Amis stelden Anton en Annick Herbert aan Hoet voor om het ‘publieke’ luik aan te kopen voor zijn museum – zoals zij het private deel aangekocht hadden –, maar Hoet weigerde. Het kwam nooit meer goed. In 2011 kocht het S.M.A.K. de ‘publieke’ pendant toch aan, voor de eigen collectie. Jan Hoet was toen al lang geen directeur meer van het S.M.A.K, hij ging met pensioen in 2003.
Herbert: “De aankoop van het Buren-werk heeft een paar deuren geopend tussen de Foundation en het S.M.A.K., maar er is nog veel werk aan de winkel.”
MR: Er is toch nog een derde publiek, dat uit de bredere kunstwereld?
AH: “Dat is vooral een internationaal publiek, het lokale of Vlaanderen is ons thema niet. We hebben onze verzameling altijd op een internationaal niveau uitgewerkt. Dat is vandaag nog meer het geval. Elke week komen hier uit het hele land en de hele wereld mensen op bezoek. We hadden net bezoek van Peter Pakesch (beroemd Oostenrijks curator, mr) en binnenkort komen ze met twintig mensen van Guggenheim New York naar hier. Wat bruiklenen uit onze collectie betreft: we werken met instellingen op hoog niveau zoals de Tate in Londen, Centre Pompidou in Parijs, MoMA in New York. Maar ook met musea uit de ‘middenklasse’ houden we goede contacten. In België is de toestand minder fraai, dat weet jij ook. Wat er bijvoorbeeld met Joost Declercq is gebeurd in Museum Dhondt-Dhaenens is ongehoord.”
MR: Ik heb jullie ooit geïnterviewd voor het eerste nummer van HART, in januari 2006. Sindsdien zijn we veertien jaar verder. Is het hedendaagse kunstklimaat in jullie ogen sindsdien veranderd?
AH: “Het antwoord is: pauvre Belgique.”
Annick Herbert: “Toch is het ook veranderd in goede zin. De vele mensen die naar hier komen kijken, dat bestond vroeger niet.”
AH: “Ik heb het over de officiële kunststructuren in België, dat blijft op een laag niveau.”
Laura Hanssens: “Je voelt dat er een soort identiteitscrisis is ontstaan. Het beheren van een klassieke collectie of de manier waarop een museum moet functioneren wordt vandaag de dag in een snel veranderende maatschappij volop in vraag gesteld. Veel musea zijn zoekende.”
MR: Is dat omdat de overheid zich aan het terugtrekken is?
AH: “Als de overheid zich terugtrekt, moet ze zich eerst geëngageerd hebben. Maar dat heeft ze ook niet gedaan. Je kan je niet terugtrekken uit iets wat niet bestaat. Wat er nu in Brussel met Kanal gebeurt, dat is toch een kaakslag?”
MR: In dat gesprek zei je ook dat de belangstelling voor hedendaagse kunst sinds de jaren tachtig, toen jullie begonnen, toch enorm gegroeid is.
AH: “Ze is niet zozeer gegroeid, het is allemaal lawaaieriger, oppervlakkiger en chaotischer geworden. Alles draait om geld en macht. De wereld van de kunstbeurzen, van de jet set, dat is een negatief iets, waar we moeten leren mee leven. Met de Val van de Muur in 1989 heeft het kapitalisme de vrije teugels gekregen. Wij trachten, wat wij hier noemen, ‘de rechte lijn’ te bewaren. We nemen de vrijheid die we daarvoor nodig hebben. Daarom koppelen we de verzameling ook aan het archief en aan het onderzoek: het inhoudelijke primeert voor ons.”
MR: Wat zou een overheid als eerste moeten doen om een museum kwaliteitsvol te laten functioneren?
AH: “Ze zijn verkeerd bezig. Er is geen respect voor mensen die – en ik heb het nu niet specifiek over ons – jarenlang in kleine kring gewerkt hebben om iets wezenlijks op te bouwen. Als je ziet wat Wide White Space, met Anny De Decker en Bernd Lohaus, als galerie in Antwerpen neergezet heeft … Of neem verzamelaar Walter Vanhaerents. Hij is op zijn eentje maandenlang naar Venetië getrokken om daar het werk van James Lee Byars te tonen zoals dat moet (nog tot 24 november te zien, mr). Daar heb ik een enorm respect voor. Dat is een krachtig signaal, vind ik. We moeten niet zoveel verzamelaars hebben, maar zij die we hebben, dienen gerespecteerd. Het drama van de politici is dat ze er absoluut niets van begrijpen. Ze denken dat wij rijk zijn en dus belast moeten worden. Er is vanuit de overheid altijd argwaan geweest tegenover verzamelaars. Ze werden en worden allemaal over dezelfde kam geschoren. Daar zit een deontologisch kantje aan. Als de overheid de weg niet vindt naar ons, gaan we haar ook niet binnentrekken.”
Laura Hanssens is curator van *Distance Extended*, de nieuwe tentoonstelling van Herbert Foundation. LH: “De collectie was de vorige decennia al te zien in het buitenland: in Eindhoven, Luxemburg, Graz, Barcelona. Maar in België was ze nog niet ontsloten. Dat doen we hier sinds 2016, waarbij zowel de collectie als het archief gebruikt worden. We deden dat tot nog toe aan de hand van drie tentoonstellingen die *Time Extended / 1964 – 1978* heetten en waarin de beginjaren van de collectie onderzocht werden. Die periode speelde zich vooral af tegen de achtergrond van de socio-culturele verschuivingen rond Mei ‘68. Nu tonen we *Distance Extended / 1979-1997*, met de val van de Berlijnse Muur in 1989 als referentie voor de nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen.”
MR: Waar komen de titels Time Extended en Distance Extended vandaan?
LH: “Die verwijzen naar het gelijknamige werk Time Extended / Distance Extended van Dan Graham, een print uit 1969 die een semi-objectieve relatie onthult tussen tijd en afstand. We vonden dat een mooie titel om een koppeling te maken tussen de twee generaties in de collectie.”
MR: Hoeveel tentoonstellingen rond Distance Extended worden er gepland?
LH: “We hadden de drie delen rond de jaren zestig-zeventig. Voor de periode tachtig-negentig maken we zeker twee, wellicht ook drie tentoonstellingen. Wat we nu tonen is echt een collectiepresentatie, geen dwarsdoorsnee van wat er in de jaren tachtig en negentig gebeurde. Het is een echt subjectieve keuze.”
MR: Die jij maakte, of zijn het de keuzes van Anton en Annick?
LH (lacht): “Het is wellicht mijn subjectieve keuze, binnen de subjectiviteit van Anton en Annick. En het is ook een ensemble-tentoonstelling: het gaat om een kleine groep kunstenaars die in de diepte werden gevolgd. Zo hebben we op de benedenverdieping elke zaal voorbehouden voor één kunstenaar.”
En het blijken scherpe, goede keuzes. Op de begane grond prijken in de eerste zaal negen werken van Didier Vermeiren: vier uit de collectie en vijf die de kunstenaar er aan toevoegde. Hij zorgde zelf voor de plaatsing van de sculpturen, in een drie maal drie-vorm, vernuftig uitgedacht met de vier zuilen in de ruimte als verdelende factor. In de tweede zaal staan werken van Thomas Schütte, de derde zaal – onze favoriet – is voorbehouden voor Jan Vercruysse, een werkelijk prachtig ensemble. In de belendende vierde ruimte wordt de film gedraaid die Jef Cornelis in 1990 maakte rond het werk van Jan Vercruysse. Een bruikleen van Argos.
AH: “Magritte – Broodthaers – Vercruysse: dat is eigenlijk één doorlopende lijn binnen de Belgische hedendaagse kunst. Rond Vercruysse, die in dit land slecht behandeld is geworden, komen er nog meer initiatieven in de Foundation.”
Op de eerste verdieping zie je werk van andere grote namen uit de collectie: het eerste paviljoen dat Dan Graham maakte in 1976, voor de Biënnale van Venetië, werk van Franz West – onder meer de twaalf divans van de installatie *Ordinary Language* en enkele *Passstücke* – en een gigantische postermuur plus enkele sculpturen van Martin Kippenberger. Ook werk van John Baldessari, Heimo Zobernig, Bruce Nauman en Mike Kelley is te zien. Dat van Zobernig is speciaal: de kunstenaar bouwde in 2008 een schuine ruimte in deSingel in Antwerpen, met materiaal dat hij in de kelders vond. In die ruimte speelt een video waarin twee acteurs een performance opvoeren rond Zobernig zelf.
MR: Dus toch nog een late aankoop?
LH: “Anton omschrijft de collectie soms als ‘van de A van Carl Andre tot de Z van Heimo Zobernig’. Echte werken worden er niet meer gekocht. Wel nog tekeningen en archiefmateriaal om de collectie aan te vullen.”