Musée de la Photographie à Charleroi

Het Musée de la Photographie in Charleroi is sinds 1987 ingericht in een voormalig karmelietenklooster te Mont-sur-Marchienne. Het neogotische gebouw werd in 2008 uitgebreid met een moderne vleugel ontworpen door Olivier Bastin. Het is nu het grootste fotografiemuseum van Europa.

Robert Frank (1924) –  Les Américains

Wanneer men het over Street Photography heeft kan men niet om Robert Frank heen. Hij is een van de meest invloedrijke fotografen van de XXe eeuw sinds de publicatie van Les Américains in 1958. De beelden in dat boek, die 60 jaar oud zijn, hebben op generaties fotografen indruk gemaakt.

“Ik wens een authentiek hedendaags document te realiseren waarvan de visuele impact dusdanig is dat het een middelmatig commentaar ontbeert” schreef de Zwitsers-Amerikaanse fotograaf Robert Frank in zijn brief waarmee hij zich kandidaat stelde voor een beurs van de Guggenheim Foundation.

Het project van “een visuele studie van een beschaving”,  gesteund door Walker Evans, Alexey Brodovitch, Edward Steichen, Alexandre Liberman en Meyer Shapiro en gefinancierd door het Guggenheim, resulteerde in het eerste boek van Robert Frank, Les Américains .

Voor dit werk begint Robert Frank, vergezeld van zijn vrouw en zijn kinderen, in april 1955 aan een reis doorheen Amerika, reis die zal duren tot in juni 1956. Zonder vooraf vastgesteld programma doorkruist Frank dertig staten waarbij hij zich laat leiden door de toevalligheden van de route, van de ontmoetingen en van de gebeurtenissen. Hieruit resulteren 27.000 beelden op film waarvan er 83 weerhouden worden voor de publicatie.

In eerste instantie uitgegeven in Frankrijk bij Robert Delpire – omdat Life Magazine geweigerd had het te publiceren –  werd Les Américains een jaar later in het Engels heruitgegeven bij Grove Press. Terwijl de Franse editie weinig reacties teweeg bracht, lokte de Amerikaans editie – zoals dat drie jaar eerder ook het geval was met New York van William Klein – een intens vijandige houding uit en werd het een anti-Amerikaanse benadering toegedicht. Ver weg van de door sommigen zo geprezen Amerikaanse droom, toont deze mythische reeks een heel andere  alledaagsheid, gezien door de fotograaf tijdens zijn talrijke verblijven in grote steden. Het is de reflectie van een gemeenschap zoals die zich aan hem vertoont ; fragmenten uit het leven, sociale spanningen of existentiële leegte, puinhopen van het alledaagse maar eveneens momenten van een grote lichtheid.

Het blijft een cultwerk van de fotografiegeschiedenis, in die mate dat men kan schrijven dat er een fotografie is voor en een fotografie na het verschijnen van Les Américains.

memymom
Lisa De Boeck & Marilène Coolens

Lisa De Boeck is vijf jaar wanneer haar moeder Marilène Coolens haar begint te fotograferen. Op de tafel, op bed, verborgen tussen de gordijnen, is de dochter de lievelingsactrice in een geïmproviseerd theaterstuk. Opgemaakt en verkleed, verbeeldt zij, onder de hoede van Marilène, scènes uit televisiereeksen, uit films of uit sprookjes. Deze kruisbestuiving,  The Umbilical Vein , bestrijkt de periode van 1990 tot 2003 en wordt zo hun enige analoge beeldarchief.   Wat spelenderwijs begon als een soort familiearchief, neemt een nieuwe dimensie aan in deze digitale tijden.

In 2004 ontluikt memymom , de samentrekking van “me and my mom”, tussen de twee autodidactische Brusselse fotografen. Als memymom nemen moeder (Marilène Coolens, 1953) en dochter (Lisa De Boeck, 1985) beiden zowel plaats voor als achter de camera.   In het tweede hoofdstuk  The Digital Decade  (2010-2015) worden deels in scene gezette dreamscapes opgewekt, met een ongeremd zinnebeeldige inhoud. De twee protagonisten leveren zich over aan het spel in de meest uiteenlopende scenografieën en/of in emotioneel beladen decors, niet in het minst het familiehuis.

Terwijl de jeugdige onschuld plaats maakt voor sensualiteit, worden de beelden steeds meer een afspiegeling van onderwerpen als de herinnering, metamorfose, identiteit en de band tussen moeder en dochter.   In het derde hoofdstuk  Somewhere Under The Rainbow  (2016-2018) wordt deze aanpak uitgebreid naar actuele thema’s. Door hun werk te situeren in internationale settings (Californië, Brussel) ontstaat een complexe maar innemende reeks portretten. Zoals een film die samengebald wordt in een enkel beeld maar toch het volledige verhaal vertelt van de relatie tussen twee vrouwen wiens familiale band overstegen wordt en volledig verstrengeld is met hun verbeeldingskracht.

Chaque année, le BAM (Beaux-Arts Mons) accueille plusieurs expositions présentées sur près de 2.000 m². Celles-ci sont l’occasion de découvrir un artiste, un mouvement artistique ou une thématique en lien avec les collections du musée, riches de plus de 15.000 œuvres d’art. Le BAM est conçu comme une expérience unique, un espace de découverte de la création artistique sous toutes ses formes, un lieu de vie où se succèdent toute l’année des événements. Ce projet architectural résolument contemporain allie le fonctionnel et la rigueur muséale à l’esthétique puisque l’architecture du musée laisse la part belle aux espaces de circulation lumineux prenant le parti de la transparence.

 

Cette première rétrospective belge consacrée à l’œuvre de Niki de Saint Phalle (1930-2002) illustre les multiples façons dont l’artiste a concrétisé en 50 ans de carrière son désir de devenir l’égal des hommes, s’imposant finalement en tant qu’artiste dans une société et un monde de l’art jusque-là dominé par les hommes.

Son approche artistique décomplexée et libérée lui a permis de donner libre cours à son imagination sans limite comme à sa démarche artistique inventive, audacieuse, provocante et protéiforme (peinture, sculpture, performance, chantiers architecturaux, pièces de théâtre, cinéma…). Refusant de se laisser inféoder aux galeries et aux musées, elle a su tisser un notamment en créant des œuvres devant un public et incitant l’assistance à y participer, ce qui lui a valu un grand retentissement médiatique.lien avec le grand public,

Au BAM, plus de 140 œuvres présentées sur deux étages retracent chronologiquement l’évolution créatrice de l’artiste, de ses premiers assemblages et tableaux des années 1950 aux célèbres Tirs du début des années 1960, en passant par ses sculptures de mariées et de parturientes du milieu des années 1960 et ses Nanas, hymne à la féminité, restées emblématiques de son œuvre. L’exposition met aussi en évidence les préoccupations constantes de l’artiste : les enjeux sociopolitiques, la colère, la violence, la mythologie et les contes de fées, sans oublier la féminité. Et ce à travers les trois axes : personnel, politique et universel.

L’exposition met bien sûr en valeur les nombreux projets monumentaux imaginés par Niki de Saint Phalle. Trois œuvres sont installées dans le centre-ville : dans le jardin du BAM, au jardin du Mayeur et dans le parc du Beffroi. Ces grandes sculptures publiques habitent la ville et font ainsi le lien entre le musée et l’espace public, thématique si chère à l’artiste.